top of page
Paul Dijkman & Mieke Bosse

Dijkman en Bosse gaan op stap: Weespersluis

Bijgewerkt op: 15 jun. 2023

Paul Dijkman en Mieke Bosse onderzoeken de stand van zaken rondom nieuwbouw in Nederland. Deze keer gaan ze naar Weespersluis, een nieuwbouwwijk met 2900 woningen bij Weesp. Sinds maart 2022 is Weesp niet langer een zelfstandige stad, maar een stadsgebied binnen de Gemeente Amsterdam.


Als gast bij deze excursie nemen we Wolbert Vroom mee, de Amsterdamse restauratie-architect. Voor hem bleek dit bezoek een uitdaging: nieuwbouwwoningen! In een nieuwbouwwijk! Dat is misschien begrijpelijk, als je je dagelijks bezighoudt met bijzondere gebouwen uit onze geschiedenis: de grachtenpanden in Amsterdam. Het werk aan het behoud van deze monumentale en vaak kapitale panden is geen gemakkelijke opgave, maar het is in ieder geval mooi. Schoonheid heeft in het ontwikkelingsproces van nieuwbouwwoningen niet altijd de prioriteit. Geld is schaars, aandacht en liefde worden gemakkelijk gefrustreerd. Niettemin: dat zijn de condities waarin een nieuwbouwambitie van 900.000 woningen is geformuleerd. Hoe vergaat het Weespersluis?


Zou dit over 300 jaar gerestaureerd worden?


Weespersluis is een stadsuitleg van ruim 2900 woningen. Er is nog veel in aanbouw en een flink aantal woningen is al bewoond. Er zijn 3 verschillende wijken, in dit geval rijken: waterrijk, vechtrijk en lanenrijk. De namen doen het goed bij ontwikkelaars en huizenverkopers, maar hoe is de wijk zelf? Een café is er nog niet, dus spreken we af bij ’t Heertje in het schilderachtige centrum van Weesp. Weesp kreeg in 1355 stadsrechten. Jenever was een van de economische drijfveren. Onderstaande geëmailleerde mededeling is te vinden in ons café.



Dijkman: Eerlijk gezegd heb ik getwijfeld toen we dit project uitkozen. Komen we weer terecht in die bekende format van een uitgeklede traditionele woonwijk? Soms blijven nieuwbouwwijken halfbakken steken in oppervlakkige maniertjes met nepmateriaal, nep tuitgevels en holle gebaren. Als de markt alles koopt geven ontwikkelaars weinig ruimte aan de ontwerpers.


De stemming krijg nog een deukje als Vroom het café binnenstapt met een pak papier onder zijn arm en moppert over het volbouwen van historische polders. Het historische landschap wordt onherstelbaar aangetast.


Vroom: Weesp was een zelfstandig stadje midden in de weilanden. Dat moet zo blijven. Alles groeit aan elkaar, dat is vreselijk omdat Weesp in een wezensvreemde context terecht komt, en omdat de van oorsprong middeleeuwse verkaveling en de archeologische resten zijn weggevaagd.


Dijkman vraagt of losse dorpen een beter idee was geweest.


Vroom: Veel beter! Laat Weesp herkenbaar blijven. Behoud de groene scheggen, zoals gepromoot door de stad Amsterdam zelf! Weespersluis had niet gebouwd mogen worden op de manier zoals nu is gebeurd!


Bosse informeert waar mensen dan moeten wonen.


Vroom: In de IJsselmeerpolders, die zijn daarvoor aangelegd.

Bosse: Dat is geen fijn bericht voor alle mensen die veroordeeld worden tot de file tussen Almere en Amsterdam.

Vroom: Ook vanuit Weesp sta je in de file.


Hij heeft gelezen dat Weespersluis wordt aangeprezen vanwege het geringe aantal autominuten. Daarover zijn we het snel eens: weg met de autominuten! Zolang wonen, werken en al die andere dagelijkse dingen niet gezamenlijk een plek krijgen binnen de nieuwbouw wordt dit probleem niet opgelost. De scheiding van wonen en werken is gestoeld op fossiele brandstof. Weg met die scheiding! Gemengd bouwen! Fietsen! Lopen!

Leon Krier tekent de schaalbalk van zijn ontwerpen steevast in wandelminuten. Sinds 1977.

Vroom blijft bij zijn IJsselmeerpolders en wenst een dependance van het Rijksmuseum in Almere. Voorlopig heeft alleen Schiphol een dependance. Almere moet zijn eigen feest bouwen. Keuvelend stappen we, jawel, in de auto om poolshoogte te nemen in Weespersluis.


De eerste indruk is niet verkeerd. Langs de vaart is de bebouwing aaneengesloten en gevarieerd. Het geheel oogt prettig. Er zijn verschillende woningbreedtes. De herhalingen, spiegelingen, toevoegingen en uitzonderingen zijn zo ontworpen dat er een rustige en interessante straatwand ontstaat. Er is opvallend veel ruimte in de straatprofielen en oevers. En er is water, veel water. Op de kade staat een kinderhut. Dijkman blij.


D: Improviserende, rommelige gebieden zijn belangrijk in een wijk, voor kinderen, en voor dieren. Ik hoop dat die parken hier veel struikgewassen krijgen.


Bosse kijkt uit over de grote plas.


B: Veel vogels en vissen wonen hier al en die hoeven niet te verhuizen.




We wandelen rond en optimisme borrelt op.


Bosse vindt dat de wijk sterk is op de schaal 1:200. De samenhang tussen verblijfruimtes binnen en buiten is groot en gevarieerd. Erf, stoep, voordeur, speelplaats, ornament, achterpad, serre, dwarskap, voortuin, veranda, er is van alles te beleven.


Dijkman vindt de vele kleine stedelijke ruimten goed, de buurtjes, de tapse verbredingen in sommige straatprofielen, de doorsteekjes die de wijk aaneenhechten en de wandelaar plezieren.




Vroom vindt de buurten met een hoge dichtheid een duurzame omgeving, die wellicht eeuwen stand zal houden.


De plantvakken voor groen en bomen liggen er veelbelovend bij. We zien hofjes waar huizen aan voetgangersgebieden rond een plantsoen liggen. Er zijn huizen aan de stoep met een zitje, maar ook met veranda’s en voortuinen. We zien veel twee-laagse woningen met kap, in soorten en maten, en zelfs lagere woningen, met vermoedelijk een volledig woonprogramma op de begane grond.


We bekijken de gevels. Alle huizen zijn met aandacht ontworpen en gedetailleerd, in een ongelooflijke variatie. En dan, zomaar, tot onze stomme verbazing zegt Vroom: Ik zou hier best mijn oude dag wel willen slijten.


D & B worden er stil van.

We bekijken verschillende delen. Overal wordt nog stevig gebouwd, maar duidelijk is nu al, er is en wordt hier een knappe klus geklaard.

Bosse: Wel jammer dat er nog geen voorzieningen zijn. Jij houdt toch van koffietentjes?

D: En van werkplekken, van kleine bedrijvigheid in de buurt.

B: Het is nog niet klaar. Er komt hopelijk nog van alles.

D: Natuurlijk. Maar ook hier geldt dat herkenbare werkplekken een buurt kracht geven. Ze laten het echte leven zien. Er is dan meer dan wonen alleen. Ontwerpers krijgen met een brede functiemenging ook een groter palet om dingen voor elkaar te krijgen.

B: Zeker! Ik hoop dat er ergens een koffietentje komt. En een kapper in de wijk.

D: In een hoekpand. Wellicht is het een Corona effect dat we de woning meer zien als de plek van het dagelijks leven, inclusief een werkplek. Dit is een buurt om te wonen en om, uh, voor vrije tijd.

B: Recreëren is een term uit het verleden. Ooit werd ons geleerd wonen, werken en recreëren te scheiden. Er is veel veranderd rond de definitie en de besteding van vrije tijd.

Sinds Corona is een rondje lopen helemaal hip. Wonen en werken liggen dichter bij elkaar. Gezondheid krijgt aandacht in het ontwerp van een buurt. Weespersluis krijg grote parken.

D: Er is structureel veel groen. En de waterplas krijgt strandje. Het wordt een lekkere plek om te wonen. Ik krijg hier een vakantiegevoel, heerlijk.

B: Jij bent verbaasd.

D: Ja, over de kwaliteit van het stedenbouwkundig ontwerp en het samengaan, de samenhang met de architectuur. Als ik studenten uit zou moeten leggen wat New Urbanism is, zou ik hen dit laten zien, hier rondwandelen.




V: Vechtrijk vind ik het meest geslaagd: dichte bebouwing en een heldere stedenbouwkundige verkaveling. Het zijn wel dure woningen.

D: Jullie kennen ook die bekende discussies. De algemene opvatting is dat een goed traditionalistisch stedenbouwkundig plan ook met niet-traditionele architectuur ingevuld kan worden, en eigenlijk zou moeten worden. Die stelling is maar deels houdbaar, het een komt met het ander. Achter ontwerpen schuilen levenshoudingen. Als het urban design en de architectuur elkaar de hand geven wordt het geheel sterker. Hier en daar is een contradictie gewenst, want schuren geeft scherpte, maar je moet het spel met gevoel spelen. Het geheel is gebaat bij een samengaan.


We komen terug op Vrooms opmerking dat de polder met rust gelaten had moeten worden. Staand aan een vaart met gemetselde kades vindt Bosse dat de sfeer van een polderlandschap nog best voelbaar is. De horizon, de zichtbare vertes dragen daaraan bij. Vroom blijft bij zijn standpunt dat er historisch landschap vernietigd is. Een architect die werkt met historische panden verdedigt het verleden.



Bosse: polders zijn ook gemaakt landschap. Kun je niet zeggen dat het nu vervangen is door ander landschap? Met nog iets van dezelfde weidse kenmerken? Aan een kant van de weg zie je nog polder en in de wijk ligt dat grote water, daar zit er veel polder in.

Vroom: Nee, het weilandgevoel is weg. Maar het zijn wel aantrekkelijke buurten.

Dijkman: Ik vind het een relaxte wijk, waar huishoudens verdories goed kunnen wonen.




Het zwakste onderdeel lijkt vooralsnog het gedeelte met de villa’s. Hoewel aandachtig gedetailleerd is de samenhang in het wijkje gering. Voor een landschappelijke aanleg zijn de kavels te klein, en in de openbare ruimte is er niet genoeg maat. Ook Vroom vindt de gedeeltes met meer rijwoningen, hogere dichtheden en duidelijker straatprofielen en rooilijnen beter. Hij vraagt zich af wat er over 300 jaar over is van dit soort quasi villawijkjes.


V: Een villa kunt je vervangen door iets anders. En het stedenbouwkundige ontwerp hier is waarschijnlijk niet sterk genoeg om 300 jaar te overleven. Maar zo’n gevelwand aan de poldervaart, dat is anders. Misschien dat daar over een paar eeuwen wel mensen aan de restauratie werken.


Op de weg terug zien we veel woningbouw uit de vorige eeuw, naar onze huidige maatstaven onaantrekkelijk in architectuur en woonomgeving. Zijn we opgeschoten? In Weespersluis is er duidelijk meer kwaliteit gerealiseerd. De huizen zijn aantrekkelijk, de straten, hofjes, plantsoenen en waterpartijen gewoon mooi. Toch blijft iets steken, de stedenbouw en architectuur kan in orde zijn, maar de grotere ruimtelijke ordening roept vragen op.


Waarom hier? Waarom tegen Weesp aan klonteren? Waarom veel wonen zonder werken?

Dijkman merkt op dat dit het oude probleem van Nederland is. Nieuwbouwgebieden parasiteren vaak op een oude bestaande kern, in plaats van dat ze aan hun zelfstandigheid werken, hun eigen charme.


Bosse: Dat is wat Rob Krier in Brandevoort heeft gedaan.

Dijkman: En Leon Krier in Poundbury, die uitbreidingwijk van Dorchester die een zelfstandig leven leidt.


We concluderen dat op de schaal van het ontwerp van en rond de woning vooruitgang is geboekt, maar we stellen ook vast dat de grote vragen in de ruimtelijke ordening niet eens een begin van een antwoord krijgen. Waar bouwen we? Hoe combineren we de nieuwbouw tot aantrekkelijke, gezonde steden, stadjes en dorpen die onderdak bieden aan het gehele dagelijks leven en waar je kan vinden wat je dagelijks nodig hebt?


Steden met gezonde ruimte voor boom, groen, mens en dier, zodat over 300 jaar een bouwhistoricus zich afvraagt: wat zijn dat, autominuten?


Weespersluis


Architecten:

Mulleners en Mulleners, uitwerking stedenbouwkundige ontwerp en veel van de reeds gebouwde woningen https://www.mulleners.nl/

Van Manen Architecten https://www.van-manen.com/

Van Egmond architecten https://vanegmondarchitecten.nl/

Architect KOW: Brede nul op de meter School https://kow.nl/

LEVS de oudere woningen aan de buitenrand https://www.levs.nl


Opdrachtgevers, aannemers:



locatie: Weespersluis



1.101 weergaven0 opmerkingen

Comments


bottom of page